Een recht dat speciale bescherming verdient

Iedereen heeft recht op ondervraging via videoconferentie

10 / mrt

Het is verbazingwekkend dat in de 21e eeuw rechtbanken burgers het recht ontzeggen om per videoconferentie te worden gehoord zonder dat men zich tot de rechter hoeft te wenden, of dit nu is om gezondheidsredenen, uit bescherming of eenvoudigweg vanwege de economische schade die het voor een persoon kan betekenen. In het algemeen kan de rechtbank u dus niet dwingen om voor de rechtbank te verschijnen. Dit recht is al enkele jaren geleden wettelijk vastgelegd en ook de Hoge Raad heeft zich hierover uitgesproken.

Iemand gaat bijvoorbeeld op vakantie naar Ibiza (Spanje) en is daar getuige van een ongeval of een misdaad. Als getuige zou hij kunnen worden opgeroepen om te getuigen voor de rechtbank op Ibiza, maar hij woont in Amsterdam. Kan hij worden gedwongen om naar de rechtbank te komen? Moet een getuige zijn geld en tijd investeren om te voldoen aan de onredelijke formaliteiten van het gerechtelijk apparaat? Het antwoord is nee, natuurlijk niet.

Maar laten we stap voor stap te werk gaan.

In de Spaanse wet Orgánica del Poder judicial geeft het art. 229.2 het volgende aan:

  1. Verklaringen, verhoren, getuigenissen, onderzoeken, verslagen, bekrachtiging van deskundigenverslagen en hoorzittingen zullen worden uitgevoerd voor een rechter of rechtbank met de aanwezigheid of tussenkomst, al naar gelang het geval, van de partijen en op een openbare zitting, behalve zoals bepaald door de wet.

Maar in lid 3 van hetzelfde artikel wordt een voorbehoud gemaakt:

  1. Deze handelingen kunnen worden verricht door middel van een videoconferentie of een ander soortgelijk systeem dat in twee richtingen en gelijktijdig beeld- en geluidscommunicatie en visuele, auditieve en verbale interactie mogelijk maakt tussen twee personen of groepen personen die geografisch ver van elkaar verwijderd zijn, waarbij altijd de mogelijkheid van tegenspraak wordt gewaarborgd en het recht van verdediging wordt gevrijwaard, wanneer de rechter of de rechtbank daarmee instemt.

Als we het eerste ontwerp van het artikel in 1985 analyseren, bevatte het slechts 2 secties waarin de videoconferenties om voor de hand liggende redenen niet werden vermeld. Het bovengenoemde lid 3 is namelijk pas in 2003 toegevoegd via de Ley Orgánica 13/2003, waarbij het wetboek van strafvordering is hervormd op het gebied van voorlopige hechtenis.

Dit recht bestaat dus al sinds 2003 en is dus geen nieuw recht dat plotseling is ontstaan na de pandemie. De pandemie heeft de rechtbanken er juist toe gedwongen om hun werkmethoden zoveel mogelijk te actualiseren op een manier waarbij aan de rechtspraak geen afbreuk wordt gedaan.

Desondanks ontkennen sommige rechtbanken dit, omdat de wet hun dit toestaat met de laatste clausule van lid 3, waarin staat: “wanneer de rechter of het gerecht daartoe besluit”.

Daarom heeft de Hoge Raad zich over dit recht uitgesproken, omdat het niet gaat om een facultatieve of discretionaire bevoegdheid waarover de rechter of rechtbank beschikt, en evenmin om een rage van burgers, maar om een afdwingbaar recht dat bescherming verdient.

Volgens de strafkamer levert het gebruik van videoconferenties een juridische gelijkwaardigheid van fysieke aanwezigheid op en waarborgt het het beginsel van openbaarheid. De Kamer van het Hof van Cassatie heeft dit meer dan twee jaar geleden bevestigd in arrest 331/2019 van 27 juni.

Zeker, het is een uitspraak die nu bijzondere relevantie krijgt door de gevolgen van de Covid-19 pandemie, die de laatste 2 jaren bijna alle activiteit in Spanje had lamgelegd, waaronder ook de gerechtelijke activiteiten. Hierdoor zijn nieuwe technologieën meer op de voorgrond getreden, zoals het gebruik van videoconferenties bij professionele activiteiten. Maar dit recht is dus al enkele jaren geleden wettelijk vastgelegd en heeft de Hoge Raad zich hierover moeten uitspreken.

De juridische reden om iemand per videoconferentie te verhoren is onbetwistbaar. De rechterlijke macht moet ervoor zorgen dat de verhoren via deze middelen verlopen, waarbij steeds de beginselen van nabijheid en concentratie in acht moeten worden genomen.

Wat te doen in gevallen waarin een rechter dit speciaal beschermde recht u ontzegt? Uiteraard heeft de cliënt altijd het laatste woord. Zoals altijd kunnen beslissingen niet altijd op dezelfde manier worden genomen, omdat het van het specifieke geval zal afhangen. In sommige gevallen is het de moeite waard om in persoon naar de rechtbank te komen, vanwege het eigen belang van de cliënt en om onnodige vertragingen te voorkomen. In andere gevallen kan de beslissing omgekeerd zijn. Bij de huidige stand van de wet kunnen advocaten in beroep gaan om het recht van hun cliënt, dat bescherming verdient, te beschermen, waarmee de uitspraak van de Hoge Raad wordt bevestigd.

Mª Dolores García Santos